Big Thief
‘Zonder hoop heeft muziek geen bestaansreden’
Met U.F.O.F. en Two Hands verblijdde Big Thief zijn fans dit jaar met twee prachtige albums. Het is een tweeling met raakpunten maar ook verschillen, zo vertelt frontvrouw Adrienne Lenker in een lang gesprek over de natuur, het onverwachte succes, en hoe je mentaal gezond blijft tijdens onophoudelijk touren. “Samen koken; dat is het geheim.”
Al vier albums, bracht Big Thief sinds zijn ontstaan in 2015 uit, en de laatste twee daarvan verschenen dit jaar. Ondertussen passeerde de groep afgelopen zomer op Pukkelpop en mag de groep zijn heldenstatus komend voorjaar verzilveren in de grote zaal van de AB. Het gaat hard voor de Amerikanen, zo moet ook Adrienne Lenker toegeven.
“Eigenlijk vind ik het best miraculeus hoe deze band is begonnen, en waar we nu staan”, zegt de frontvrouw zacht naar het einde van ons telefoongesprek. Het woord ‘miraculeus’ klinkt in het licht van die ontstaansgeschiedenis niet eens zo overtrokken. Als kind trok de zangeres in een busje de Verenigde Staten door, en stimuleerden haar ouders, leden van een nomadische commune, haar in haar creatieve ontwikkeling. Al op jonge leeftijd leerde ze gitaar spelen, en in 2006, op haar dertiende, nam ze haar allereerste album op. Negen jaar later vertrok ze naar New York om op haar eerste dag in The Big Apple in een buurtwinkel gitarist Buck Meek te ontmoeten. Ze herkent in hem een gelijkgestemde ziel en die dag nog besliste het duo om Big Thief op te richten. Bassist Max Oleartchik en drummer James Krivchenia vervolledigden snel de line-up, en nog geen vijf jaar later is hun groep talk of the town en reizen ze de wereld rond. Wonderlijk? Toch een beetje.
Tweeling
Debuut Masterpiece verscheen in 2016 en werd warm onthaald. ‘De moeilijke tweede’ bleek allesbehalve moeilijk te zijn voor de Amerikanen want Capacity werd een jaar later met nog meer verbazing en bewondering omarmd. Recensenten prezen het album voor de groei en overduidelijke ambitie van een groep die op een jaar tijd veel volwassener geworden was. Het viertal tourde dan ook voortdurend; eerst enkel in de Verenigde Staten, in een busje dat bijna uit elkaar viel, maar al snel staken ze ook voor het eerst de oceaan over om hun groeiende Europese fanbase op te zoeken. In al die drukte vond Lenker in 2018 nog de tijd om een prachtig, intiem soloalbum (Abysskiss) uit te brengen en een solotour te ondernemen. En zelfs al gaf ze in verschillende interviews aan dat ze beter even zou rusten, toch kwam Big Thief begin 2019 met een nieuwe plaat, U.F.O.F. Als klap op de vuurpijl volgde na de zomer onverwacht nog een plaat: Two Hands.
No rest for the wicked? “Ik heb het geprobeerd”, zegt Lenker. “Ik heb een week thuis gezeten maar het voelde gewoon niet juist. Op dit moment voelt het gewoon beter om bezig te zijn, onderweg te zijn met mijn vrienden en onze muziek te spelen.”
Het lijkt me niet dat Two Hands gebouwd is op de restjes van U.F.O.F.?
“In de twee jaar na Capacity hebben we heel wat ideeën voor nummers verzameld, en namen we veel demo’s op. Uiteindelijk moeten het zo’n vijftig nummers geweest zijn. Bij het selecteren van de nummers voor een nieuw album, werd het ons heel snel duidelijk dat er eigenlijk twee albums in de demo’s zaten, die als tweeling bestaan. Ze kunnen zonder elkaar maar zijn onlosmakelijk verbonden.”
Je beschreef ze inderdaad als de celestial twin, het ‘hemelse’ U.F.O.F., en de earth twin – het ‘aardse’ Two Hands. Hoe zie je dat?
“Bij U.F.O.F. ben ik vertrokken vanuit mijn innerlijk. Tijdens het schrijven leek het alsof ik een wandeling door de krochten van mijn eigen ziel maakte. Toch is het resultaat net heel ‘macro’, en klinken de nummers meer als een landschap of als iets dat van bovenaf bekeken wordt. Bij Two Hands had ik dan weer het gevoel dat ik meer vanuit een externe visie schreef en reflecties op collectieve pijn en moeilijkheden van het mens zijn aanboorde, maar die muziek klinkt dan weer net intiemer, meer naar binnen gekeerd. Interessant, eigenlijk…”
De twee albums werden twee dagen na elkaar opgenomen maar in heel andere omgevingen. U.F.O.F. kwam tot stand in het Noord-Amerikaanse regenwoud nabij Seattle, terwijl jullie voor Two Hands naar de woestijn aan de grens met Mexico trokken. Welke invloed hadden die omstandigheden op de muziek?
“Alles heeft zijn weerslag, want onze muziek is altijd een weergave van hoe wij ons op een bepaald moment, in bepaalde omstandigheden voelden. Dat woud voelde heel fris en vitaal aan. Alles kwam daar wat vlotter tot stand, bijna vergelijkbaar met de bomen die daar ook veel makkelijker groeien en verschillende levensvormen aantrekken. Extra songs ontstonden er soms spontaan. In Texas was de omgeving harder. Het is er warm, droog en een beetje oncomfortabel. Dat zorgde ervoor dat ook wij iets harder moesten vechten om dingen tot stand te doen komen, iets dieper moesten graven. Ook dat kun je weer zien als de bomen die hun wortels daar dieper moeten doen groeien om toch maar te overleven.”
De natuur speelt een heel belangrijke rol in je teksten en heeft dus duidelijk ook zijn weerslag op het muzikale. Zonder politiek te worden, maar hoe sta je tegenover de huidige klimaatcrisis?
“Ik denk dat het voor veel mensen heel overweldigend is, en moeilijk te vatten wat we moeten doen met onze Aarde. Nu, dat is het probleem niet. Het probleem is dat sommige mensen niet de moeite doen om het te begrijpen, en de aarde plunderen voor eigen gewin. Voor zover we weten is er maar een planeet als de onze, en de manier waarop er mee omgegaan wordt kan je je verslagen doen voelen. Toch denk ik dat het belangrijk is om hoopvol te blijven, en te blijven zoeken naar manieren om beter samen te leven met onze Aarde. De jongeren met hun klimaatmarsen geven op dat vlak een belangrijk signaal en willen een heel ander verhaal vertellen dan voorgaande generaties. Zij hebben de hoop niet opgegeven en dat is een juiste reflex.”
In jullie muziek hoor ik ook veel hoop.
“Muziek zou geen bestaansreden hebben zonder hoop. Of, ja, natuurlijk wel: alle muziek zou apocalyptische feestmuziek zijn want we zouden een bepaald lot omarmd hebben. (lacht) In de band voelen we allemaal wel de nood om een soort van positiviteit uit te sturen. De enige manier om hoop levend te houden, is door je in te beelden hoe een vreedzame wereld er zou kunnen uit zien, hoe genezingsprocessen kunnen leiden tot beterschap. Als we dat niet meer kunnen, zijn we verloren, want dan gaan we ook niet meer proberen om die processen te starten. Het is ook niet omdat je een gebroken hart hebt dat je nooit meer liefde zal kunnen voelen of toelaten. Je mag dus niet fatalistisch worden, maar je moet jezelf wel toelaten eerst dat genezingsproces te doorlopen. Met het klimaat is het net hetzelfde. We moeten de genezing ondersteunen en zien hoe we allemaal door middel van kleine ingrepen zoals een herbruikbare drinkfles wel degelijk een beetje verschil kunnen maken. Het is een stom voorbeeld maar vele kleintjes maken een groot. Ja, liever sterven terwijl we op zijn minst proberen een verschil te maken, dan het op voorhand al opgeven.”
Nog iets dat mij opvalt als ik naar Big Thief luister, is de aanwezigheid van een soort van kinderlijke nieuwsgierigheid. Ligt dat aan mij?
“Nee, dat zit er zeker in. Fijn dat je dat opmerkt. (lacht) Wanneer mensen ouder worden, verliezen ze vaak voeling met nieuwsgierigheid, met de fascinatie voor wat er om je heen gebeurt en waar alles vandaan komt. Maar als ik met iets in contact kom, wil ik het meteen ontmantelen, op zoek gaan naar de gelaagdheid en de schoonheid daarvan. Ik kan en wil het mooie zien in iemand die over straat wandelt. Het is wat mij in leven houdt en wat wij als band hoog in het vaandel dragen. Onze muziek kan niet bestaan zonder die nieuwsgierigheid en fascinatie. Het inspireert ons tot figuurlijk graven, in onszelf, in de wereld rond ons; maar ook in onze muzikaliteit en kunst. Dat is de belangrijkste reden waarom we dit alles doen.”
Geen hiërachie
Brengt de groeiende bekendheid moeilijkheden met zich mee?
“Het grootste verschil is dat ik niet meer naar de merch table ga na een optreden. Het is te overweldigend. Er staan daar heel wat mensen die je recht in de ogen kijken en een moment proberen te hebben. Onze muziek maakt veel los bij hen maar hun reacties maken ook heel wat los bij ons. Dat is veel om mee om te gaan. Voor de rest merk ik niet zo dat we zoveel gegroeid zijn. We zijn bezig met onze muziek, onze vriendschap… Het voelt nog steeds hetzelfde als toen we startten en daar ben ik heel dankbaar voor. Een groot deel van de reden daarvoor is trouwens het team van managers en crew rond ons. Zij zorgen ervoor dat onze muziek verspreid raakt en we vertrouwen hen blind, waardoor wij onze kunnen focussen op het maken van muziek. Zij komen dus soms wel af met dingen als ‘jullie hebben een goeie recensie op Pitchfork’ of ‘jullie tour is bijna volledig uitverkocht’ waardoor wij met de neus op de groei gedrukt worden, maar dat blijft gelukkig slechts even nazinderen. Uiteindelijk draait het meer om het samen zijn met iedereen. Het belangrijkste is dat de neuzen nog steeds in dezelfde richting staan, en we als groep en als vrienden nog steeds allemaal hetzelfde willen.”
Jullie staan bekend als werkpaarden die permanent op tour zijn. Is dat mentaal niet ongelooflijk zwaar?
“Dat is het zeker en net daarom zijn we op zoek gegaan naar manieren om dat touren draaglijker te maken. Het grootste probleem is dat het weinig stimulerend is, behalve natuurlijk de paar stukken van jezelf die extreem geprikkeld worden. Naast muziek maken houd ik er trouwens van om met mijn handen te werken en buiten te zijn en te sporten, en dus ga ik op tour bijvoorbeeld hardlopen en teken ik veel.
Dé belangrijkste verandering is echter wel dat we tegenwoordig op tour altijd zelf koken. Wij, de band, doen het voor iedereen van de crew. Niet alleen om de hiërarchie te doorbreken — want we vinden het belachelijk dat wij als band boven de crew zouden staan en zij enkel voor ons zouden zorgen; we zorgen voor elkaar — maar ook omdat koken een heel simpele manier is om even samen iets te doen dat leuk, resultaatgericht en nuttig is. It’s a simple trick but it really goes a long way.”