RORI: “Het is niet erg om even alleen te zijn”

Er zit iets fris en fruitig in het grondwater, daar in het Franstalige landsgedeelte. In de schaduw van Angèle huppelde ook de goedlachse RORI– née Camille Gemoets – van Luik naar Brussel om van daaruit de wereld te veroveren. In Frankrijk luisteren ze al even naar haar EP Ma saison en enfer, tijd om ook de poorten van Vlaanderen open te zetten. ‘Spelen op Pukkelpop was een van dé ervaringen van vorige zomer’

Op je Spotify plakte je een pancarte ‘Geen tijd gehad voor nieuwe foto’s, ik ben nieuwe klanken aan het maken’. Ik tref je op een creatief moment?

“Klopt. Ik ben volop aan het schrijven, nadenken over alle beelden en clips erbij, heel het universum rond RORI. Dat kan je dus wel creatief noemen. (lachje) Ik ben aan verschillende nummers aan het werken, en als die af zijn, wil ik eens kijken of ik hiermee een album in handen heb, of eerder een nieuwe EP. Ik wil er in elk geval mijn tijd voor nemen, terwijl ik nieuwe nummers blijf uitbrengen. Want die zijn er genoeg.”

Je voelt je nog niet klaar voor een album?

“Het is eerder dat de volgorde van de dingen tegenwoordig is omgekeerd. Vroeger bracht je inderdaad snel na je eerste singles een plaat uit, nu is dat anders. Uiteindelijk is een album veel werk, en ik heb geen zin om dan vast te stellen dat er toch niet naar geluisterd wordt. Het is helaas al moeilijk genoeg om mensen een volledige plaat te doen uitzitten. Ik moet dus eerst nog bouwen aan mijn naam door meer losse songs uit te brengen voor ze zover zullen zijn. Ach, ik aanvaard dat het zo gaat. Ik pas me aan.”

Deze zomer begon je alvast aan de verovering van Vlaanderen met een passage op Pukkelpop. Hoe was die ervaring?

“Ongelofelijk. Ik had niet eens verwacht dat Pukkelpop me zou vragen. Ik was er als publiek al geweest; dat is een gigantisch festival, met geweldige artiesten. Daar mogen staan kon ik me niet eens voorstellen, en dan bleek het publiek ook nog eens super. Ik was er nochtans wat bang voor, aangezien ik nog niet echt gekend was in Vlaanderen. Maar het is geweldig gegaan, iedereen stond heel erg open voor mijn muziek. ’t Is voor mij een van dé concerten van de zomer geworden.”

Hels seizoen

Je EP heet Ma saison en enfer. Een knipoogje naar dichter Rimbaud, maar had je ook echt een moeilijke tijd toen je deze nummers schreef?

“Echt wel. En toen ik die tekst van Rimbaud las, sprak dat tot me. Ik was op het punt gekomen dat ik alles wat ik had beleefd helder zag. Want ik ben dan nog niet zo oud, ik heb toch al wat meegemaakt, en van op wat afstand kon ik er nuchter naar kijken en er de lessen uit trekken die uiteindelijk tot deze EP hebben geleid.”

‘Toen mijn schrijfpartner stierf, kon ik de dingen plots vanuit een ander perspectief zien.’

Eigenlijk had jij al een carrière, met het synthpopduo Beffroi, maar dat liep af toen je partner Valentin Vincent overleed aan een nare ziekte. Viel dat helse seizoen nadien?

“Dat was al eerder begonnen. Ik heb me heel verloren gevoeld tijdens mijn middelbareschooljaren. Ik wist niet wat ik met mezelf moest doen, alles wrong. Zelfs al maakte ik al muziek, ik kon ook niet zeggen dat dat dan mijn toekomst zou worden. Dat het wel goed zou komen. En toen stierf Valentin en kwam daar nog een laagje rottigheid op te liggen. Vreemd genoeg is toen weer maar eens gebleken dat een mens onder beproevingen sterker blijkt dan hij denkt. Plots vond ik wel een innerlijke kracht, kon ik de dingen vanuit een ander perspectief zien. En dat bracht me er toe om muziek te blijven maken, en meer vertrouwen te hebben in die keuze.”

“Toen ik opgroeide, kende ik immers niemand met een creatief beroep. Het was niet gemakkelijk om me voor te stellen dat het kon, dus echt gek was het niet dat ik het daar moeilijk mee had. Niemand heeft me ooit gezegd dat ik me geen zorgen moest maken. Het is ook een moeilijke keuze – als het dat al is – want ik heb het gevoel dat ik niet veel anders kan. Zingen is het enige waar ik me goed bij voel.”

Tout seul sur un tandem’, zong je in “Soleil” over die periode na Valentin.

“Zo voelde het echt. Ik ben opgegroeid op het platteland, waar geen bal te doen is. Als je dan wil zingen, wat op zijn minst afwijkend is van wat anderen daar kiezen, dan voel je je alleen. En dus heb ik beslist om mijn weg alleen verder te zetten op die tandem. Al bestaat die tandem niet meer, nu ik de enige ben om hem te besturen. Dus ja, het was eenzaam, maar ik wil tegelijk ook wel benadrukken dat het niet erg is. Het is geen probleem om alleen te zijn, en op een moment vind je wel weer mensen waar je bij kunt thuiskomen.”

Je zei al eens dat “Docteur” onder andere gaat over ‘een omgeving die gefixeerd was op specifieke doelen, waar ik me helemaal niet goed bij voelde’.

“Voor alle duidelijkheid: dat gaat niet over mijn professionele entourage. Ik heb nooit last gehad in de muziekbusiness. En ik begrijp mijn ouders ook, we zijn niet kwaad meer op elkaar. Maar het was moeilijk om af te wijken van het pad dat voor me was uitgestippeld, en op andere mogelijkheden te wijzen. Het vergde moed om hen te zeggen dat ik iets anders wilde doen, want dat maakte me ongelukkig. Ik heb er erg mee geworsteld, en dat nummer heb ik geschreven om me er aan te herinneren dat ik moet durven keuzes maken voor mezelf, dat ik minder hard voor mezelf moet zijn. Ik moet naar mijn buikgevoel luisteren. Want als ik dat niet had gedaan, denk ik dat ik vandaag nog veel ongelukkiger zou zijn geweest.”

“Ik ben dus vertrokken thuis, en op een bepaald moment is dat maar normaal ook. Je moet je eigen weg zoeken. Vandaag komen we goed overeen, zonder wrok. Ik snap hen ook, het moet voor hen ook niet gemakkelijk zijn geweest. Voor hen is de muzikale wereld een onbekende die hen angst inboezemde. Ze begrepen niet wat hun kind wilde. Ik begrijp dat wel.”

Camille vs RORI

In “Ma place” zing je ‘J’suis pas celle que tu crois ‘. Heb je je vaak onderschat gevoeld?

“Dat heb ik zelf veel te vaak gedaan. Ik weet niet of anderen dat ook doen – het kan me ook niet echt schelen wat ze van me denken, want die ken ik niet. Maar het is wel waar dat ik soms denk dat ik niet goed genoeg ben in de ogen van de mensen rond me. Op dat vlak onderschat ik mezelf. Op dat vlak heb ik rare gedachtenkronkels, maar ach, ik vermoed dat ik ook niet de enige ben  die zo denkt. Er zijn ook veel artiesten die een podium opzoeken vanuit verlegenheid.”

“Als ik op een podium sta, voelt het alsof de tijd stilstaat, alsof ik de volstrekte controle heb over alles wat gebeurt. Zingen doet me dus veel goed, maar ook daar rondlopen. Het is echt een moment waarop ik alles kan loslaten en niet moet nadenken.”

In dat kader lijkt het me een zegen dat er al zoveel zingende Camilles zijn dat je je wel moést verschuilen achter een artiestennaam?

“Ja, dat vind ik geweldig. ’t Is tof om een alter ego te hebben. Ik kan ze moeilijk een superheld of zo noemen, maar het is een kostuum waarin ik kan stappen: als ik zing, zit ik in RORI-modus. Ik voel me dan vrijer. RORI heeft veel meer zelfvertrouwen dan ik. Ik ben verlegen, neem geen plaats in, en dat doe ik wel als ik optreed. Misschien is dat het grootste verschil tussen ons beiden. Als ik muziek maak, ben ik niet bang van het podium, om voor mensen te spreken en te zingen. In het echte leven krimp ik al ineen als ik een telefoon moet opnemen. Daar krijg ik stress van.”

Wanneer gebeurt de transformatie van Camille naar RORI? Is er zo’n moment voor een optreden?

“Dat weet ik niet. Ik denk dat dat wat vanzelf gaat. Ik zal niet ontkennen dat podiumkleren aantrekken daar bij helpt, maar ’t is eerder een mentale stap. Mijn hoofd maakt de switch zonder dat ik daar een knopje voor moet indrukken. Ik maak me op, doe mijn stemoefeningen, drink een theetje, en daar ga ik: concertje doen. En van zodra de muziek start, stopt de tijd en ben ik klaar om me te amuseren.”

Engelse yoghurt

Je eerste twee songs als Rori waren nog in het Engels. Werkte dat niet zo goed?

“Ik schreef die op een moment dat ik nog van alles uitprobeerde, en me nog niet helemaal op mijn gemak voelde in het Frans. Ik wist nog niet hoe ik de dingen zou aanpakken, maar daar waren die twee nummers, die een soort van experimenten waren. Ik probeerde maar wat uit om te ontdekken wat ik leuk vond. Zonder die twee liedjes zou ik echter niet staan waar ik vandaag staan. Ik zie ze als een ervaring die ik moest meemaken.”

“Er was iets intimiderends aan zingen in mijn moedertaal, maar tegelijk voelde ik dat ik zo meer voelde bij wat ik vertelde. Het was kwetsbaarder, en op een bepaald moment voelde ik dat ik klaar was om me in het openbaar zo te durven opstellen. Ik was niet langer bang om persoonlijke dingen uit te spreken, in de wetenschap dat mensen nu echt zouden begrijpen wat ik wilde zeggen met mijn songs.”

‘Vandaag versta ik de angsten van mijn ouders. Ze begrepen wat ik wilde niet.’

Zou je zeggen dat het succes van Angèle ook een stimulans was?

“Dat zeker ook. Zij is een van de artiesten die echt heeft bewezen dat je pop in het Frans kunt maken. Want wat in Frankrijk voor pop doorgaat, is niet echt wat ik beluister. Het zijn Belgen die daar nu pop op zijn Brits hebben binnengebracht, en aantoonden dat het werkt in het Frans, op onze manier. Dat was heel bemoedigend, zien dat je zo een publiek kunt kluisteren.”

Maar voor de goede orde: “Docteur” en “Ma place” schreef je wel eerst in het Engels?

“Ja. Andere nummers heb ik wel meteen in die taal geschreven, maar die niet. Dat is een techniekje. Ik zing eerst du yaourt in het Engels, dat helpt om me op de zanglijn te focussen. Want het vraagt tijd om in het Frans te schrijven, om de dingen juist gezegd te krijgen. Want ik wil het niet te ingewikkeld of poëtisch verwoorden; het moet modern en toegankelijk zijn. Niet van dat zwaar op de hand dat Frans soms kan hebben.”

Je hebt in Hadrien Lavogez van The Subs een nieuwe schrijfparter gevonden. Heb je dat nodig, iemand met wie je kunt pingpongen?

“Absoluut. Hij helpt met de hele muzikale kant. Ik werk graag met hem, want hoe kort het nog maar is dat we samen schrijven, we begrijpen elkaar. Hij weet waar ik van hou en waarvan niet, wat ik zoek. Ik heb veel geluk gehad dat ik iemand heb gevonden die er in slaagt te vertalen wat in mijn hoofd zit. Die de tijd neemt om te luisteren, wil herbeginnen tot ik het voel, en we verder kunnen.”

“We werken een beetje op zijn Amerikaans. We spreken af en beginnen te spelen. Hij neemt zijn gitaar, we zoeken akkoorden, melodieën, en daar gaan we vervolgens op werken. Pingpongen is inderdaad een goeie definitie: we gooien ideeën heen en weer.”

Hadrien vergezelt je ook op het podium, want je staat er op met een liveband te spelen. Met jouw muziek kon je ook voor een spektakelachtige aanpak kiezen.

“Daarvoor hou ik te veel van muziek om enkel machines achter me te hebben. Van bij het begin wist ik dat ik omringd wilde zijn door muzikanten, want ik ben altijd al fan geweest van bandjes. Dat maakt het net live! Ik vind het altijd wat triest als ik op het podium niemand zie spelen. Een tape was dus nooit een optie. Een groepje geeft energie: we kennen elkaar, we spelen samen.”

“Ik droom wel van een grootse aanpak, maar dan niet met dansers – eerder met meer muzikanten, zoals bij Gorillaz, waar ze met ongeveer tien op het podium staan. En visuals daarbij mogen natuurlijk ook. Maar daarvoor ga ik toch wat meer middelen nodig hebben.”

Je studeerde Grafiek. Wil dat zeggen dat je je ook erg bezig houdt met de visuele kant van de zaak?

“Ja hoor. Vandaag moet je een visuele identiteit hebben, en ik doe dat graag. Ik wil ook in de foto’s, de typografie, de clips graag mijn hele universum overbrengen. Dat was ook wat ik aan de hogeschool geleerd heb; het is iets waar ik graag mee bezig ben. ’t Is ook artistiek bezig zijn, hé.”

https://www.facebook.com/Roriwithi/

https://www.instagram.com/roriwithi/

Reacties