Brutus

‘Poen pakken op de rockstermanier is niet het doel’

Unison Life, de derde langspeler van Brutus, werd een trip vol zelfreflectie waarop de groep zowel wat betreft songwriting, sound als synergie vooruitgang maakte. ‘Ik heb het gevoel dat we tussen onze vorige twee platen tien 10 stappen hebben gezet, nu lijken het er wel zeventig’, klinkt het vol vertrouwen bij drummer-zangeres Stefanie Mannaerts. In hun Gentse repetitiehok knikken bassist Peter Mulders en gitarist Stijn Vanhoegaerden goedkeurend.

Beeld: Evy Ottermans

Mulders: “De titel Unison Life komt uit “Victoria”. Stefanie heeft het over een leven in harmonie: een droomwereld waarin er geen problemen, geen ruzies zijn. Soms heb je de ene zijde, zoals “Liar”, dat over de negatieve kant gaat. Anderzijds heb je positievere nummers als “Victoria” en “Dreamlife”. De rode draad van de plaat is vooral Stefanie zelf: ik heb niet het gevoel dat we iets moesten uitvinden, dit is gewoon zij. Bij zo goed als ieder nummer zien Stijn en ik een situatie voor ons die Stefanie echt is overkomen. Daar kunnen we ook echt iets mee, want het is uit het leven gegrepen. Ik vind het belangrijk in deze band dat alles écht is. Je kan enkel de juiste grain in een zanglijn krijgen als je het ook effectief meent.”

Mannaerts: “Ik heb niet graag ruzie. Niemand, denk ik, maar ik ga het echt uit de weg. Ik verdring de miserie een beetje, dat hoor je in verschillende nummers. “Chainlife” en “Storm” gaan over het verstikkende gevoel dat dat met zich meebrengt, aan de andere kant heb je – zoals Peter zei – ook de positievere songs. Nest, ons vorige album, ging over je thuis missen; dat was echt een gezamenlijk verhaal, ook over specifieke situaties. Door de lockdown waren er plots geen nieuwe situaties meer; ik ben toen echt op automatische piloot gaan leven.”

“Ik kan niet goed alleen zijn, ik zoek dingen op die me afleiden van mezelf. Tijdens de lockdown kwam plots alles binnen en werd ik geconfronteerd met al mijn gedachten. Muziek is gedachten vertalen in tekst of in noten, in functie van er een beetje afstand van te kunnen nemen. Vandaar dat dit het resultaat is geworden. De zoektocht naar harmonie is de rode draad.”

Vanhoegaerden: “Die confrontatie daarmee kon ook wel heavy zijn soms.”

En toch een zegen

Vanhoegaerden: “Het verschil tussen deze plaat en de vorige is vooral een vooruitgang in de nummers. Bij Nestwas er meer een rush. Zo zaten we op tour tijdens een rustdag plots een nummer af te werken in een toren in Budapest. Heel chaotisch.”

Mulders: “We hadden toen net een hele zomer getoerd, en dan in september voor een maand een studio geboekt in Vancouver. We moesten nummers dus wel tussendoor afwerken. Bij Unison Life hebben we er echt alles kunnen uithalen. Op dat vlak was corona voor ons misschien wel een zegen – we konden blijven repeteren en hadden veel tijd. Elke maandag en vrijdag zaten we hier samen: muziek te spelen, te koken, te praten … Dat heeft mij ook heel hard door die periode heen getrokken. De laatste drie maanden zaten we hier zelfs drie dagen per week.”

Mannaerts: “Ik verwoord het graag zo dat we bij Nest gesprongen hebben, en nu gegraven. Springen is vermoeiender, bij graven kan je even op de schop leunen en rusten. Maar het duurt ook langer en het is intenser. Tussen ons debuut Burst en Nest had ik het gevoel dat we tien stappen hadden gezet, tussen Nest en Unison Life lijken dat er wel zeventig. De tijd die we erin hebben gestoken, was dan ook letterlijk maal zeven. Dat in combinatie met de extra ervaring van een honderdvijftigtal optredens is de reden voor deze progressie.”

“Bij deze plaat had ik het gevoel dat we alle drie wisten wat we gingen doen. Een aantal nummers hadden we al eens live gespeeld, waardoor ze veel meer konden groeien.”

Bij het schrijven van Nest hebben we gesprongen, bij Unison Life hebben we gegraven

Stefanie Manaerts – drums/zang

Mulders: “Het feit dat we elkaar zo goed kennen en samen ervaring opbouwen, zorgt ervoor dat we constant leren en evolueren. We vinden nog beter onze sound, terwijl de eerste vier jaar een ontdekkingstocht waren. Als we ons debuut herbeluisteren, merken we dat we toen nog echt aan het zoeken waren, zowel qua nummers als sound. Tijdens het schrijven van muziek doe je ook maar wat je voelt en uiteindelijk blijft er een gevoel over en op basis daarvan maak je nummers. Pas later besef je echt wat je gedaan hebt.”

“De demo’s van de vorige twee platen hebben we op een iPhone opgenomen, terwijl we dat nu op een deftige manier hebben gedaan, zodat we de zang en de basdrum tenminste konden horen. Daardoor konden we makkelijker stappen zetten.”

Mannaerts: “Bij Burst was de zang nog wat geforceerd – we schreven de zanglijnen pas wanneer de muziek af was. Bij Nest ging de zoektocht verder en begonnen we vanuit een zanglijn.”

Vanhoegaerden: “Deze keer deed de zang er meteen toe, en door die nieuwe manier van werken ben ik me ook bewuster geworden van wat Stefanie op dat vlak doet. Nu pas ik mijn gitaarlijnen bijvoorbeeld veel meer aan op een plaats waar de zang meer ruimte moet krijgen.”

Mulders: “We gingen ook echt op zoek naar die ruimte. Andere stukken moeten instrumentaal heel vol klinken en daar hebben we bij deze plaat iets extra op gevonden in mijn Moog-bas synthesizer. Die zorgt dat ik bas kan spelen met mijn voeten terwijl ik andere lijnen speel. Ook live is het een echte meerwaarde om een extra dikke sound te krijgen. Bij “Desert Rain”, het laatste nummer op het album,  trek ik op het einde alle registers open. Dan is het even more is more.”

Vanhoegaerden: “Dankzij die Moog kunnen Stefanie en Peter voluit samenspelen en krijg ik de ruimte om aan te vullen. Ik kan op dat moment zelfs even niets doen. Het fundament staat er nog meer en dat is erg dankbaar voor mij.”

Plakkerige seksclub

Vanhoegaerden: “In het verleden hebben we al op geweldige plekken gespeeld. De plaatsen waar je het minst van verwacht, leveren soms de beste shows op – en de beste verhalen. Zo herinner ik mij Praag, waar we speelden in een seksclub die nog niet opgekuist was – de vloer plakte nog van de avond ervoor. Ook Mexico City zit in mijn geheugen gegrift: ik vind het zalig dat we ergens van een podium kunnen stappen waar mensen plots tegen jou beginnen te praten in een taal waar je niets van begrijpt. Toen we daar naar Billie Eilish gingenn kijken, namen mensen foto’s van ons omdat ze het vreemd vonden dat wij als artiesten in het publiek naar een andere muzikant stonden te kijken. Van zo’n situaties word je nederig, dan ben ik in mijn hoofd dat boerke uit Leuven dat nu met zijn maten muziek kan maken en zich kan gaan amuseren in de rest van de wereld. En daar nog appreciatie voor krijgt ook.”

Mulders: “Ze vroegen ons in Mexico om te signeren, wat ons enorm verbaasde. Stond daar plots een gigantische rij voor ons. Fantastisch. Wat mij verder opvalt aan verschillende tours is dat we in Duitsland soms in gepimpte kraakpanden spelen, waar een toporganisatie blijkt achter te zitten. We hebben al enkele mooie support tours mogen doen – dat hielp ons enorm vooruit. In het begin met Raketkanon of John Coffey, later met bands als Russian Circles, Cult Of Luna, Chelsea Wolfe en Thrice. Je bereikt heel veel volk op die manier, zelfs als het geen perfecte match is. Er zijn altijd wel mensen die ook naar het voorprogramma komen kijken.”

Die show in een ongekuiste seksclub in Praag was memorabel. De vloer plakte nog

Stijn Vanhoegaerden – gitaar

Mannaerts: “Ik had altijd het gevoel dat die bands heel trouwe fans hadden die ook moeite deden om naar het voorprogramma te komen kijken. Bij Cult Of Luna had Johannes (Persson, zanger en gitarist – red.) de eerste dag van de tour op zijn socials gezet dat de mensen vroeger moesten komen om ons te zien. Chelsea (Wolfe) heeft dat ook gedaan, waardoor er ook echt wel volk kwam kijken.”

Mulders: “De tour met Cult Of Luna was in december en dan krijg je op Spotify een lijst van de artiesten die je het afgelopen jaar het meeste hebt beluisterd. Johannes kwam op een dag uit zijn tourbus naar mij toe met zijn gsm en toonde dat wij bij hem op de tweede plaats stonden. Op Hellfest kwam Randy Blythe van Lamb Of God naar onze kleedkamer om ons te vertellen dat hij ons heel goed vond. Dat zijn dingen die je niet kan forceren, maar die details hebben ons wel geholpen.”

We doen het zelf wel

Vanhoegaerden: “We werken niet met externe producers. We weten met ons drieën op dat vlak goed genoeg wat we willen en ik vertrouw Stefanie en Peter ook volledig. Zij kunnen mij zeggen om andere dingen te proberen op gitaar en ze weten heel goed waarover ze praten. Ik heb ook niet het gevoel dat we met deze plaat al volledig onze identiteit hebben bepaald, dat we het gevoel hebben dat we nu echt weten wie we zijn als band. Er is binnen de huidige werkwijze nog genoeg ruimte voor experiment. We hebben ook nog genoeg ongebruikt materiaal. Stel dat ik een producer zou mogen kiezen, dan zou ik bijvoorbeeld gerust wel eens met Daniel Lanois willen samenwerken: iemand die een compleet ander genre gewoon is en waarmee we eens iets helemaal anders zouden doen.”

Mannaerts: “Misschien dat we ooit wel eens met een producer samenwerken, maar op dit moment is dat niet aan de orde – we hebben al genoeg om zelf te ontdekken. Ik ben ook al aan een nieuw album aan het denken. Als er toch eens iemand anders aan te pas zou komen, dan zou dat enkel interessant zijn om eens een heel andere weg in te slaan. Zoals Low, dat zijn laatste plaat liet producen door BJ Burton, een popproducer die er een heel andere invloed in stak. In de tussentijd hebben we zelf goed genoeg een idee van hoe een plaat moet klinken.”

Mulders:Glow On, de laatste langspeler van Turnstile is ook zo’n voorbeeld: die mannen waren al jarenlang iets anders aan het doen, maar dankzij een andere producer werd dat album een absolute voltreffer.”

Mannaerts: “Onbewust zijn we al bezig met een volgende plaat. Ik weet al heel goed wat ik anders wil doen: een maand extra tijd voorzien. De grove selectie van twaalf naar tien nummers moet langer duren. We hebben voor alles veel tijd genomen: maken, reflecteren, opnemen, mixen, masteren … Beslissen welke songs we kozen, was maar een fractie van die tijd en dat is misschien wel jammer. Wat er ook toe deed, was hoeveel minuten er op een album kunnen. Je bent daar uiteraard niet mee bezig wanneer je een plaat schrijft, maar we hebben toch een nummer moeten wisselen omdat het te lang was. Anderzijds: sommige nummers die onnodig lang waren, hebben we wel durven in te korten. Dat is ook iets nieuws sinds Unison Life.”

Refused, ook dat filmpje

Mulders: “Stefanie en ik zijn samen beginnen te spelen in een Refused-hommage waarin Jeroen van Fleddy Melculy zong. Ik wist toen al dat ik enkel nog met een drummer als Stefanie wilde samenspelen. Dat ze ook zou zingen, is maar achteraf gekomen. Toen we met Refused samen mochten spelen in Trix was de cirkel mooi rond.”

Mannaerts: “We wilden de nummers van Refused inoefenen en spelen toen ze gestopt waren. Het plan was om dat een jaar te doen en enkel aftershows te spelen. Het geld dat we kregen, gebruikten we om onze geluidsman te kunnen betalen. Na zes maanden kondigde Refused aan dat ze terug gingen spelen en zijn wij meteen gestopt. We hadden geen interesse om een tributeband te zijn van een actieve groep. Toen moest ik inderdaad nog niet zingen en was ik gewoon drummer. Vroeger had ik wel een band waarin ik drumde en backing vocals moest verzorgen voor de zangeres. Snel had ik een ‘Fuck dees‘-gevoel: ik heb dat één show gedaan en ik weet nog dat ik na één zin zag dat de zangeres niet meer naar mij keek en besefte dat het de stress niet waard was. Het drummen en zingen was natuurlijk heel moeilijk in het begin. Onze tweede show ooit heeft heel lang op YouTube gestaan en dat was echt verschrikkelijk. Het toeval wilde dan nog dat het jeugdhuis waar we toen speelden Wirwar heette, en aangezien “War” ons meest beluisterde nummer was, kwam die show bij de zoekresultaten snel terug. (zucht) Het was letterlijk de tweede show waar ik in een microfoon zong. We hebben uiteindelijk – voor de enige keer ooit – iemand gevraagd om een filmpje te verwijderen.”

Nog eens deftig naar de States zodat ik genoeg tijd heb om cowboyboots te passen: dat is mijn droom

Stijn Vanhoegaerden – gitaar

Cowboyboots

Mulders: “Ik ambieer geen grotere optredens , ik wil gewoon genoeg verdienen dat ik niet meer moet gaan werken en fulltime met Stijn en Stefanie kan spelen. Dat hoeft niet alleen voor Brutus te zijn, dat kan ook met een zijproject zijn, muziek maken voor een film … Het maakt allemaal niet uit. Dat zou mij veel rust geven. Ik weet niet of dat realistisch is met de muziek die wij maken, maar liever dat dan bekend worden.”

Vanhoegaerden: “Daar sluit ik me volledig bij aan. Poen pakken op de rockstermanier hoeft helemaal niet. Moesten we gewoon elke week van maandag tot vrijdag hier kunnen zitten en muziek maken, dan zou dat voor mij voldoende zijn. We hebben nu drie platen gemaakt en wat ik zou willen, is er nog minstens vijf maken. Ik zou graag willen weten hoe die er zouden uitzien. Daarnaast zou ik misschien ook graag nog wat meer van de wereld zien. De optredens in het buitenland betekenden tot nu toe al heel veel voor mij en ik zou daar nog verder in willen gaan. Japan, Australië, nog eens deftig naar de States zodat ik genoeg tijd heb om cowboyboots te passen: dat is mijn droom.”

Mannaerts: “Anderhalf jaar toeren, anderhalf jaar schrijven aan een album, en dat zonder druk van een dagjob; dat zou dat geweldig zijn. En verder hoop ik dat er over tien jaar nog iemand onze muziek opzet, dat we dan nog relevant mogen zijn.”

Brutus trekt vanaf eind januari de hort op. Info: www.brutus.be

https://www.facebook.com/wearebrutus/?locale=nl_BE

https://www.instagram.com/wearebrutus/

Reacties