Meltheads

“Ik hoop dat we ons je-m’en-fousgehalte kunnen behouden.”

De jaren tachtig zijn dood, leve de jaren tachtig: met een doemerig geluid en een song die “Naïef” heet, vestigde Meltheads zijn naam. Het is goed, het is opwindend, maar het is niet waar het Antwerpse viertal wil blijven stilstaan. Met een grijns, en grondige argumenten vegen de twintigers dat idee van tafel.

Beeld: Tone Verswijfel

Sietse Willems (zang/gitaar): “(grinnikend) We zijn geen sellouts. Het is niet omdat iets succes heeft, dat we enkel nog dat willen doen. Ik zeg ook niet dat er nooit nog een nummer in het Nederlands van ons volgt, maar we zijn nu aan onze debuutplaat aan het werken, en die ligt al voor driekwart vast zonder dat we op dat pad verder gaan. Dat zou te gemakkelijk zijn.”

Yunas De Proost (gitaar): “We doen ons eigen ding. We zijn blij met het materiaal dat we nu hebben, zijn daar zelfs trots op, en gaan dat nu niet meer omgooien om misschien een klein beetje meer succes in De Afrekening te hebben.”

Jullie superfan Stijn Meuris verklaart jullie ongetwijfeld voor gek.

Willems: “(droog) ja. Sorry, Stijn. (hilariteit) Eva De Roo heeft me live op Studio Brussel ook ongeveer de les gespeld dat ik meer moest doen in het Nederlands. Tja. Misschien doe ik straks wel iets in het Portugees!” (lacht)

Heb ik het overigens goed begrepen dat het doemerig geluid van “Naïef” zijn oorsprong vindt in de beklemming van de lockdowns?

Willems: “Niet echt. Ik denk dat het eerder is ontstaan vanuit een gezond in vraag stellen, waarmee ik echt niet wil aanhaken op complottheorieën maar het toch opneem voor zelf denken en niet alles klakkeloos aannemen. Het is in elk geval geen antivax-nummer.”

Dat is  voorzichtig geformuleerd.

Willems: “Tom Naegels heeft “Naïef” recent gebruikt in een column in De Standaard, alsof het extreem-rechts zou bevestigen. Ik wil dus even duidelijk zijn: wij zijn tégen extreem-rechts, en sindsdien ben ik ook iets voorzichtiger in hoe ik me uitdruk. Natuurlijk was het ook grappig met hoeveel ernst hij dat nummer had ontleed, maar als tekstschrijver was het toch erg bevreemdend. Doorgaans praten we met de journalist die over ons schrijft, of is het een recensie waarvan we de teneur wel kunnen plaatsen. Nu werden mijn woorden zonder mijn weten echter gebruikt in een context die ik nooit had bedoeld, en zonder dat mijn mening werd gevraagd. Er stond zelfs een livebeeld van ons bij; dat gaf een heel vreemd, onjuist gevoel.”

Naegels was niet de enige, Bart Eeckhout van De Morgen citeerde jullie ook al in een commentaarstukje. Jullie hebben duidelijk iéts wakkergemaakt.

Willems: “En van Eeckhout kon ik het nog volgen. Daar was ik ook mee gevleid. Het was immers wel de bedoeling dat “Naïef” betekenis zou hebben, niet zomaar een nummer was, maar tegelijk kan ik ook niet goed uitleggen wat die betekenis dan zou moeten zijn. Het grootste deel van die tekst heb ik op minder dan een treinrit neergeschreven. Ik herinner me dat moment zelfs niet zo goed meer, dus ik weet niet meer waar het vandaan kwam.”

Jullie zijn al even een aanwezigheid in het Antwerpse, al van toen jullie nog pubers waren. Heb je het gevoel dat de pandemie jullie gestuit heeft in jullie opgang, of liet het net ruimte om verder te groeien

Willems: “Ik denk vooral dat laatste, en dat was goed. Toen de lockdowns ingingen waren we op een punt gekomen dat we richting zochten. We wisten even niet meer zo goed wat we wilden doen, waren elk naast Meltheads met andere dingen bezig, en door die pandemie kregen we pas opnieuw zin om er helemaal voor te gaan met Meltheads. We zijn in die tijd ook volwassener geworden, waardoor onze nummers vanzelf evolueerden van “Eat Shit” naar iets ernstiger.” (lachje)

Wat is er eigenlijk gebeurd met die Meltheadsplaat met “Eat Shit” die op Spotify te vinden was?

Willems: “Ons platenlabel heeft ons niet gedwongen om die te verwijderen, maar ze hadden wel argumenten waarom het interessanter was om met een propere lei te beginnen dan oud materiaal waar we niet echt meer achter stonden te blijven meeslepen. En dus hebben we ze weggehaald.”

Simon De Geus (drums): “Op YouTube zijn die nummers wel nog te vinden, dus we willen niets onder de mat moffelen. Maar het was belangrijk dat we nadachten hoe we onszelf wilden presenteren op spotify. En laat ons eerlijk zijn: ook bij andere bands zie je dat gebeuren, zo bijzonder is het niet.”

Willems: “Het kwam gewoon niet meer overeen met wie we nu zijn.”

Ik heb jullie de laatste vier jaar regelmatig zien spelen, en kreeg halverwege het gevoel dat jullie aan het zoeken waren wat Meltheads moest worden. Heb je dat nu gevonden, denk je?

De Geus: “Ik heb het gevoel dat we ons geluid nu wel hebben gevonden.”

Willems: “We zijn meer gaan experimenteren, en om dat met een stom voorbeeld te illustreren: toen we begonnen had Yunas hoop-en-al twee pedalen, nu speelt hij met een motherfucker van een pedal board aan zijn voeten.”

Tim Pensaert (bas): “We denken nu wat dieper na over alles.”

De Proost: “En dat is niet meer dan normaal, denk ik. We zijn begonnen toen we zeventien-achttien jaar waren, het is logisch dat we nog evolueren.”

De Proost: “het zou saai zijn als we nog steeds hetzelfde deden.

Willems: “We waren in die begindagen ook veel sneller tevreden. Elk akkoord dat we leerden leverde bij wijze van spreken een song op. Een jaar later hoor je dat die slecht is, maar toen was er veel opwinding.”

De Proost: “Elke repetitie vijf nieuwe nummers! (lacht) Nu zwoegen we uren, dagen op iets, om uiteindelijk te beseffen dat het tot niets leidt.”

Als ik “Gear” hoor, een nummer dat live vast in de set zit, dan klinkt het alsof Shame bij jullie wel een zenuw geraakt heeft.

Willems: “Da’s dat vraag-antwoord-spelletje hé. We zijn er een beetje over aan het twijfelen. We zoeken naar manieren om het minder Shame-achtig te maken. Nu, het is natuurlijk niet alsof zij dat trucje hebben uitgevonden.”

De Proost: “Die Britse postpunk heeft me de laatste jaren ook erg gevormd, zelfs al kende ik Shame niet toen we “Gear” schreven. Sinds ik zestien werd en naar concerten begon te gaan, is het dat soort muziek die me bij mijn nekvel heeft gepakt. Live is dat nu eenmaal het interessantst. Als de muzikanten niet spelen, hoor je niets: er loopt geen tape mee, het is puur en hard, zelfs al kan het soms heel erg ingewikkeld in elkaar zitten. Ik vind het enorm fascinerend hoe je zo’n lange, ongestructureerde nummers toch vanbuiten kunt spelen, in sync met elkaar. Met “Gear” hebben we zoiets proberen te maken, dat toch nog altijd song bleef. Want soms kun je ook postpunk hebben waar alles te hard uit elkaar hangt. Je kunt inderdaad vijf keer van tempo wisselen en twaalf riffs in vier verschillende toonaarden gebruiken, maar je moet ook wat lijm hebben.”

Denk je dat die populariteit van postpunk te maken heeft met het live-aspect? Als een afzetten tegen alle producersmuziek die jullie jeugd ongetwijfeld gedomineerd heeft?

Willems: “Ik denk het niet, want wij zijn op dat vlak de meest tolerante generatie. Als ik mijn ouders hoor praten, was je vroeger dit of dat. Je moest kiezen. Wij kunnen een avond beginnen op een akoestisch optreden of met andere gitaarmuziek, om daarna te gaan botsen in de Ampère (Club in Antwerpen).”

De Proost: “Er is een overaanbod, en dat zorgt ook voor crossover. Neem nu Death Grips, dat is tegelijk rap, hiphop, maar met epische livedrums; van alles wat.”

Willems: “Ik denk niet dat zo’n brede kijk nihilistisch is. Je moet daarom immers niet per sé ook K3 omarmen. Dat is puur commerciële muziek, en het is ok dat je dat maakt om daar veel centjes mee te verdienen, maar dat is niet hoe wij ’t willen aanpakken. “

Maar Clouseaus “Daar gaat ze” als introtape, dat moet kunnen?

De Proost: “Natuurlijk, het geeft zo’n heerlijk contrast als we er dan meteen invliegen met een stevig nummer. Het voelt ook grappig om dan door het publiek op te komen, handjes te drukken,…”

Willems: “Het was bijna ‘Mijn blauwe geschelpte’ van The Strangers geweest, maar rond die groep hangt toch een wat racistisch geurtje waar we liever niet mee geaffilieerd worden. Dat idee hebben we dus laten varen.”

Als de zaal uitverkocht is, kan het wel eens lang duren voor jullie zo het podium hebben bereikt.

Pensaert: (lacht) “Zeker, die laatste keer in Café Cabron, hier in Antwerpen, was eindeloos.”

De Geus: “En wat meestal ook is: het moment dat onze geluidsman die tape in gang zet, zijn we meestal nog niet helemaal verzameld. Er is altijd nog iemand naar het toilet, of is iemand verloren gelopen.”

De Proost: “In De Kreun waren we elkaar allemaal kwijt. (lacht) Maar hé, het is niet alsof dat getimed is en we op een bepaald moment op het podium moéten staan, dus het valt wel mee. Ik vind het tof dat we dit nog kunnen doen; het hoeft niet allemaal serieus te zijn. Ik hoop dat we dat je-m’en-fousgehalte kunnen behouden.”

Paste die gratis caféconcertentournee van het afgelopen najaar in dezelfde filosofie?

De Proost: “Absoluut. Het was een goedmaker voor de zomer die niet alleen druk maar ook duur was. En verder was het ook omdat we beseften dat het waarschijnlijk de laatste keer is dat we dit kunnen doen. In het voorjaar doen we immers een clubtour, dus we wilden nog één maal al die vuile cafés afdweilen.”

Pensaert: “En dan zie je dat die wél propvol jong volk staan; dat was een enorm contrast met de zomer.”

Willems: “Daarom zie je bij concerten ook zoveel oudere mensen en zo weinig jongeren; die kunnen dat niet betalen. 26 euro voor Viagraboys; dat is veel geld voor studenten, zeker om maanden op voorhand al opzij te leggen. Dat doe je enkel voor bands die er echt toe doen, de big boys, niet voor een band waar je ’t nog niet zo weet wat je er van vindt. En ik begrijp ook dat die ticketprijzen pure noodzaak zijn, hoor: touren is belachelijk duur.”

Wat is verder het plan voor dat debuut?

De Proost: “Het moet er in november liggen, da’s een deadline om naar toe te werken. We zijn op dit moment dus ook nog vollebak aan het schrijven. Het is interessant om nieuw materiaal ook nog live te kunnen testen, want van de publieksreactie kun je veel leren. Soms merk je dat een stuk te lang, of net te kort is, bijvoorbeeld, en dan pas je dat aan.”

Willems: “Thomas Valckiers van XINK en CRACKUPS producet. Zijn studio in Herk-de-Stad is een fijne plek om ook te blijven hangen, hij zit op dezelfde golflengte als ons.”

Over de vriendschapsband gesproken: enkele maanden terug organiseerden jullie in Trix een Meltheads & Friendsavond. Is er in Antwerpen een levendige scene momenteel?

Willems: “Zeker wel, rond Belly Button Records, bijvoorbeeld. Al heb ik het gevoel dat de scene enkele jaren terug levendiger was. Ik heb het gevoel dat het door corona wat stilgevallen is hier, maar op een bepaalde manier is het daardoor ook een bredere scene geworden. Door thuis te zitten zijn we online ook veel meer in contact gekomen met bands uit andere steden. Daardoor staan we nu veel dichter bij Brusselse en Gentse groepen, mensen die aan PXL in Hasselt studeren,… Waar zo’n scene zich vroeger in een straal van tien kilometer afspeelde, is dat nu misschien honderd. Je ziet overal dezelfde mensen.”

Vroeger schreven we elke repetitie vijf nieuwe nummers! Nu zwoegen we uren, dagen op iets, om uiteindelijk te beseffen dat het tot niets leidt.

Yunas De Proost, gitaar

Het is eerder iets generationeels?

Willems: “Ja. Het is ook minder aan stijl gebonden, heb ik het gevoel. Je loopt elkaar inderdaad almaar tegen het lijf in die wedstrijden. En nadien kom je elkaar de hele zomer op elk festival tegen. En je leert ook van elkaar.”

De Proost: “Ik ben toch blij dat we nu niet meer moeten meedoen aan wedstrijden als De Nieuwe Lichting of de Rock Rally om ons te bewijzen.”

Als je met bands als Bluai bevriend bent, is het dan verliezen met de glimlach?

De Proost: “Het blijft zuur hoor. (lachend) Zwààr. Ook omdat we er hard aan hadden gewerkt. Zeker voor De Nieuwe Lichting hadden we heel veel promotie gedaan, zodat iedereen op ons zou stemmen. Dat het Bluai is die wint is niet erg, maar dat iemand ànders wint na al die inspanning!”

Willems: “We hebben nooit het idee gehad om wedstrijden te winnen. Ze konden ons gestolen worden, maar we zagen ook wel dat het een springplank kon zijn. Het was met een soort tegenzin dat we deelnamen, wat zorgde voor een rare verhouding ermee.”

Je kunt in België bijna niet anders dan meedoen aan die wedstrijden hé?

Pensaert: “Ik zat onlangs na te denken over bands die zonder die hulp zijn doorgebroken, ik vond er niet echt veel.”

De Proost: “Double Veterans: die hebben Dour gespeeld zonder, en zelfs zonder platencontract. Maar ik vind het soms raar als we nu met jonge bands praten: die hoor je een song op een concert aankondigen met ‘dit hebben we ingestuurd voor De Nieuwe Lichting, hopelijk zitten we er bij’. Wat zeg je nu?”

Willems: “Dan krijg je bands die werken met de timing van die wedstrijd in gedachten: ‘nu is het juni, tegen november moeten we Een Song hebben die we kunnen insturen.”

De Proost: “Ergens snap ik het wel, als je iemand bent die de radio elke dag op heeft staan – wat bij mij nooit het geval is – dan wordt dat idee deel van je leefwereld.”

Willems: “Maar het is niet hoe wij de dingen aanpakten. Wij zijn begonnen met de droom om in de Cabron te mogen spelen, en toen dat in 2018 uitkwam hadden we al het gevoel: ‘we did it!’ (lacht) En daarna groeiden de dromen wel, maar nooit op een ambitieuze, planmatige manier. Als iets op ons afkomt denken we gewoon: ’tof’.”

De Proost: “Al wilden we wel ooit in de grote zaal van de AB spelen; dat was wel een droom.”

Daarover gesproken, Sietse: je beloofde ‘Meltheads’ boven je knie te laten tatoeëren als dat  lukte. Na de Rock Rallyfinale is dat dus gebeurd?

Pensaert: “Zwijg! Het moet nog gebeuren. Mijn vriendin blijft daar ook over doorzeuren, dreigt dan dat ze ons op facebook te kijk zal zetten dat we onze belofte niet zijn nagekomen.”

Willems: “Euh, het komt nog! Plus: tattoos zijn duur, ik moet nog wat sparen!”

https://www.facebook.com/Meltheads1?locale=nl_NL

https://www.instagram.com/meltheads/

Reacties