RifRaf
Gear als gereedschap
Welk instrument zou een artiest uit een brand redden? Hoe belangrijk is het juiste materiaal voor hun sound? Is het zelfs nog maar mogelijk om een origineel geluid te creëren?
Antwoorden krijgen we van Bram Vanparys, de enige echte Bony King of Nowhere.
Kan je je opstelling kort beschrijven?
“Ik heb een vrij klassieke opstelling met een gitaar, pedalboard en twee versterkers omdat ik mijn signaal splits. Onconventioneler is dat ik eigenlijk twee pedalboards combineer die allebei naar een andere amp gaan. Mijn eerste rij effecten gebruik ik voor een cleaner, concreter geluid, de soundscapes die je live ook hoort komen uit een andere versterker. Ik bedien alles met een volumepedaal, waardoor het lijkt alsof er nog een gitarist bijkomt. We moesten zo wel werken want mijn ‘vaste’ gitarist Gertjan Van Hellemont (Douglas Firs) speelt tegenwoordig meer keyboards.”
Hoe bepaal je welk materiaal je aanschaft?
“Daar probeer ik zo weinig mogelijk mee bezig te zijn. Ik ben geen grote gearhead. Ik vind het fijn als mijn materiaal mijn creativiteit dient, maar ik ben geen gitarist die per se een Telecaster uit ‘76 moet hebben. Mijn gitaar heeft bijvoorbeeld nog weinig originele elementen: er hebben al drie verschillende pickups in gezeten, er zitten al aardig wat gaten in… (lacht) Eigenlijk is dat ding niks meer waard, maar dat kan me weinig schelen.”
Hecht je dan ook minder waarde aan materiaal?
“Ik heb zeker gear die ik nooit weg zal doen, maar dat is dan eerder omdat ze niks meer waard zijn. Ik ben geen verzamelaar die blijft zoeken naar de perfecte gitaar of amp, dat vind ik onzin. Ik wil niemand schofferen, maar ik zie veel mensen hun tijd verspillen aan dat soort zaken. Ik wil nummers schrijven en platen maken, al de rest mag beperkt worden tot het minimum.”
“Aan de andere kant speel ik wel graag op een gitaar die goed aanvoelt. Het instrument moet je inspireren, en dan maakt de prijs niet uit. Silent Days heb ik echter volledig geschreven in een caravan met enkel twee goedkope modellen. Het was daar vochtig én je kon er makkelijk inbreken, dus mijn duurder materiaal had ik daar niet staan. De demo’s zijn zo even goed gelukt, en dat had volgens mij meer met de vibe te maken dan met de gitaren.”
Vind je dat sommige muzikanten zich achter hun materiaal proberen te verstoppen?
“Iedereen moet dat voor zichzelf uitmaken, en ik weet ook dat het voor veel mensen een hobby is. Je ziet wel eens rijke verzamelaars die daarom niet per se met muziek bezig zijn. Professionele muzikanten kunnen zich al die vintage dingen meestal niet veroorloven. (lacht) Er zijn natuurlijk muzikanten die wel gearhead zijn, maar die hun creativiteit er niet door laten beperken. Ik ben twee dagen op bezoek geweest in de Wilco Loft van Jeff Tweedy. Dat is een enorme gearfreak en een obsessieve verzamelaar, maar toch blijft hij creatief. Mij zou dat afleiden, maar hij combineert het allemaal geweldig. Het is trouwens ongelooflijk hoeveel materiaal de mannen van Wilco in die loft hebben staan. Ik zou mij daar nooit mee bezig kunnen houden. Integendeel zelfs, ik doe gitaren weg als ik vind dat ik er te veel heb.”
Welke platen of specifieke muzikanten hebben je geluid mee helpen bepalen?
“Ik snap het wel als mensen me vergelijken met The War on Drugs en Kurt Vile, en ik voel die muziek ook, maar mijn experimenteerdrang komt tocht eerder uit mijn fascinatie voor Radiohead en hun constante zoektocht naar unieke geluiden. Iets creëren dat niemand anders heeft door bijvoorbeeld een harmonium door een pitch-shifter te halen, dat op tape te gooien en met effecten te bewerken; dat vind ik tof om uit te proberen. Zo krijg je hopelijk een uniek geluid. Dat Radiohead met elk album probeert iets nieuws te doen inspireert ook. Misschien maak ik ooit een slechte plaat, maar nooit een die exact klinkt zoals de vorige.” (lacht)
Zit die experimenteerdrang ook al in de schrijffase?
“Dat denk ik wel. Vanaf het moment dat het laatste woord – letterlijk – op papier staat, trek ik naar mijn homestudio om een demo te maken én te zoeken naar klanken. Dan heb ik vaak ook al wat spaarzame overdubs die het arrangement aangeven op tape staan. Ik moet wel toegeven dat Silent Days het eerste album was waarop ik mij echt bezig heb gehouden met effectenpedalen. (lacht) Ik ben wat dingen gaan uitproberen en kopen, maar ik zie mij mezelf daar nooit in verliezen.
Op een plaat zoek ik soms naar een specifiek geluid en effect, maar als die nummers af zijn is het goed mogelijk dat ik dat pedaaltje weer verkoop. Gear is voor mij gereedschap, net zoals een timmerman hamer en beitel nodig heeft om te bouwen.”
Tot slot, zijn er Spinal Tap-momenten verbonden aan specifieke stukken materiaal?
“Kapotte snaren of een amp die in brand vliegt zijn mij al overkomen. Ik ben ook eens aangekomen op een concert zonder pedalboard, toch wel een vrij essentieel onderdeel voor mijn livesound (lacht). Mijn bandleden konden toen elk één pedaaltje missen, waarmee het opgelost was. Ook dat bewijst dat het allemaal niet zo veel uitmaakt. Een delay is een delay, een distortion een distortion. Live ga je het prijsverschil niet horen.”